Zet agritoerisme niet op de reservebank
Medio mei organiseert Eurac voor de tweede keer het World Congres on Agritourism, in Italië, voor wetenschappers, mensen uit de praktijk, organisaties en andere belanghebbenden. De insteek van het congres is de wereldwijde ontwikkeling binnen dit domein en om samen na te denken over kansen voor doorontwikkeling van het landelijk gebied met de inzet van toeristische en recreatieve activiteiten en producten. Dat hier behoefte aan is, blijkt wel uit de start van het Global Agritourism Network (GAN) in 2023, welke verbonden is aan het congres. Vanuit Nederland is er ook interesse; een groep van ruim tien mensen zal samen een bezoek brengen aan het congres. Agritoerisme lijkt een kans die voor het oprapen ligt, maar is het zo eenvoudig?
Multifunctionele landbouw of agritoerisme
Zowel het netwerk als het congres zijn nog relatief nieuw, het gezamenlijk professionaliseren van agritoerisme zit nog in de opstartfase. Agritoerisme zelf is zeker niet nieuw; agriturismo is al jarenlang een begrip in Italië. Na de Tweede Wereldoorlog verlieten boeren hun land en gingen in de stad op zoek naar beter betaald werk. Om deze trek uit de landelijke gebieden te beperken en de leefbaarheid te behouden, werd in 1973 Agriturismo een officiële term en werd wettelijk vastgelegd dat toeristen mochten verblijven op boerderijen. Nog steeds biedt agriturismo een bijzondere toeristische ervaring, die een doelgroep aantrekt met interesse voor lokale producten, ecologie en dierenwelzijn. Het vitaal houden van de rurale gebieden is nog altijd urgent maar vraagt wel een juiste aanpak.
Hoewel de argumentatie voor het begrip multifunctionele landbouw logisch lijkt voor snellere verbinding met andere sectoren en beleidsterreinen, pleit ik toch voor het gebruik van de term agritoerisme. Multifunctionele landbouw omvat meer dan toerisme, bijvoorbeeld een zorgboerderij. Daarvoor geldt ook dat het een vak apart is en eigen expertise vraagt. Als je spreekt over multifunctionele landbouw, dan stelt dat de landbouw voorop en zet het multifunctionele deel op de tweede plaats. Dat klinkt aannemelijk, omdat de primaire business immers het boerenbedrijf is, maar er schuilt een gevaar in de nieuwe pilaar van je bedrijfsvoering niet als zelfstandige tak te positioneren. Nieuwe activiteiten toevoegen aan een bestaand bedrijf vraagt focus en de vraag is of die er dan voldoende is.
Kansen voor agritoerisme
In 2003 deed ik voor mijn masteronderzoek naar horeca binnen Nederlandse schouwburgen en theaters. In die tijd werden de subsidies voor de culturele sector drastisch versoberd; de opdracht was andere vormen van inkomsten vinden. De sector dacht deze eenvoudig te vinden in het aanbieden van (meer) eten en drinken, hoe moeilijk kan het zijn om horeca erbij te doen? De realiteit bleek veel ingewikkelder om horeca rendabel krijgen, zeker binnen de bestaande bedrijfsvoering (en de vaak decentrale ligging in de stad). Velen creëerden onbedoeld juist een extra kostenpost voor zichzelf. Enerzijds had dat te maken met het onderschatten van de horeca als een aparte tak van sport – expertise ontbrak – en anderzijds met de waarde die werd toegedicht aan de horeca binnen de bestaande bedrijfsvoering. Directeuren en managers gaven namelijk aan dat de horeca wel ondersteunend moest blijven en dienend aan de hoofdactiviteit (theater). Horeca moest dus topscoorder worden zonder van de reservebank af te mogen komen.
Er moet dus worden gewaakt voor een onderschatting van het gastvrijheidsdomein. De kansen liggen er zeker, juist ook cross sectoraal, maar een nieuwe tak van sport doen binnen je bestaande bedrijfsvoering vraagt om focus, training en doorzettingsvermogen. Er moet een balans gezocht worden tussen de agrarische en toeristische activiteiten en producten (duurzaam en regeneratief), de organisatie en de leefomgeving. De ambities moeten kloppen en de ondernemer(s) moeten beschikken over de juiste competenties en vaardigheden. Daar komt bij dat er grenzen zitten aan de opschaalbaarheid van dergelijke activiteiten, zeker binnen of naast een bestaande bedrijfsvoering. De extra bedrijfsvoering zou moeten bijdragen aan het vitaal houden van de landelijke gebieden en het in stand houden van het boerenbedrijf en de cultuurlandschappen. Bij een juiste en gezamenlijke aanpak biedt de huidige verdere professionalisering van agritoerisme als volwaardige sector voldoende aanknopingspunten en kansen. Samen gaan we ontdekken hoe dat mogelijk is vanuit verschillende invalshoeken door middel van onderzoek, netwerken, het verkennen van best practices en het delen van de kennis.
Anke Arts
Strategisch beleid & ontwikkeling (CELTH) en onderzoeker bij European Tourism Futures Insitute (ETFI)
(Foto: Achterhoek Toerisme / Hipenstijlfotografie)