Op reis met Eddy Liegeois - hoofd van de eenheid Transportnetwerken, DG MOVE, Europese Commissie
Inleiding tot de serie
Welkom bij onze interviewserie, waarin we het cruciale snijvlak van toerisme en transport verkennen terwijl beide sectoren steeds kritischer worden bekeken.
Europa is lange tijd de populairste reisbestemming ter wereld geweest. Met een bevolking van 475 miljoen trok het in 2022 600 miljoen inkomende toeristen. Het is ook een van de populairste bestemmingen voor de Europeanen zelf.
Aan de ene kant is dit goed nieuws omdat toerisme aanzienlijk bijdraagt aan de economische welvaart van Europa. Aan de andere kant zijn de meeste toeristische reizen afhankelijk van vlieg- en autoreizen, de twee meest vervuilende vervoerswijzen. Deze afhankelijkheid leidt tot de hoge CO2-uitstoot van de toeristische sector.
Hoewel reizen een geliefd onderdeel van het leven blijft, is de ecologische duurzaamheid van het toerisme een dringende zorg geworden. Belangrijke vragen rijzen: Welke acties ondernemen verschillende belanghebbenden? Waar liggen de echte knelpunten? En vooral: wat is de weg voorwaarts?
Eén ding is zeker: er is dringend behoefte aan samenwerking, waarbij de werelden van toerisme en transport dichter bij elkaar worden gebracht om deze uitdagingen aan te pakken. Er is een belangrijke mijlpaal bereikt met de benoeming van een nieuwe commissaris voor Toerisme en Transport, wat een signaal is van een nieuwe focus op duurzame oplossingen.
In deze serie interviews, afgenomen door Breda University of Applied Sciences en NHL Stenden Hogeschool in de periode maart-april 2024, als onderdeel van het project ‘Op reis met’, gefinancierd door het Expertisecentrum Leisure, Toerisme en Hospitality, proberen we deze vragen te beantwoorden. Door middel van gesprekken met een breed scala aan belanghebbenden ontdekken we de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van toerisme en transport, waarbij we de cruciale rol benadrukken die verschillende actoren spelen (of moeten spelen) in de collectieve inspanning om reizen CO2-vrijte maken.
Nina Nesterova, hoogleraar duurzaam toerisme en transport aan de Breda University of Applied Sciences interviewt de heer Eddy Liegeois, hoofd van de eenheid Transportnetwerken bij DG MOVE, Europese Commissie. In dit interview bespreken ze hoe DG MOVE duurzaam toerisme ondersteunt en wat de belangrijke sectoroverschrijdende samenwerkingsgebieden zijn om de groene transitie van toerisme en transport verder te versnellen.
Eddy, in hoeverre is toerisme geïntegreerd in het beleid en de processen voor duurzaam transport en TEN-T-planning?
“Toerisme is een zeer belangrijke sector, aangezien veel burgers voor hun plezier reizen. Binnen DG MOVE werken we niet aan specifieke richtlijnen die betrekking hebben op toeristisch vervoer, en er is geen specifieke eenheid die zich hiermee bezighoudt [Redactie: op het moment van het interview viel toerisme niet onder de verantwoordelijkheid van DG MOVE]. Ons beleid is echter gericht op de toeristische sector. Met ons werk op het gebied van de regelgeving over markttoegang bevorderen we bijvoorbeeld een efficiëntere werking van transportmodaliteiten en proberen we de prijs van transport te verlagen. Door infrastructuur aan te leggen, in het bijzonder grensoverschrijdende infrastructuur, bevorderen we efficiënter en sneller transport, wat ten goede komt aan alle gebruikers van de transportinfrastructuur die zowel voor zakenreizen als voor vrijetijdsdoeleinden reizen.
Sinds 2004 beschikken we over een vastgesteld raamwerk voor passagiersrechten voor alle vervoerswijzen; in november 2023 hebben we voorgesteld dit wettelijke kader te herzien, wat alle passagiers ten goede zal komen, ook degenen die voor toerisme reizen.
Verschillende beleidsmaatregelen dragen dus bij aan efficiënt, veerkrachtig en duurzaam vervoer voor alle gebruikers."
Het toerisme is sterk afhankelijk van auto- en luchtvervoer, de meest vervuilende vormen van vervoer. Vliegreizen vormen een uitdaging om koolstofarm te maken en zijn onder de huidige wetgeving uitgesloten van de nationale koolstofbudgetten. Werkt de Europese Commissie aan beleid om de afhankelijkheid van langeafstands- en frequente vluchten te verminderen?
“In 2020 heeft de Europese Commissie de Strategie voor Duurzame en Slimme Mobiliteit aangenomen, waarin onze filosofie op het gebied van mobiliteit en transport wordt uitgelegd. Dit beleid kent twee hoofdlijnen. In de eerste plaats richten we ons op het bevorderen van alternatieve vervoerswijzen; Zo zijn wij van mening dat we moeten streven naar collectieve reizen van minder dan 500 km per trein. Ten tweede werken we ook aan het CO2-vrijmaken van elke vervoerswijze. Wij zijn ervan overtuigd dat als we de mobiliteit van burgers op peil willen houden, we afhankelijk zullen blijven van luchtvervoer, wegvervoer en scheepvaart. Dat is waar, voor bepaalde vervoerswijzen is dat een lastiger opgave, maar we gaan ermee door. We hebben bijvoorbeeld het EU-emissiehandelssysteem (ETS) dat van toepassing is op de luchtvaart, waardoor de ecologische en sociale kosten van de luchtvaart voor het milieu en het klimaat worden weerspiegeld in de kosten van diensten. We hebben ook de Alternative Fuels Infrastructure Regulation (2023) en de ReFuelEU Aviation Regulation (2023), waarin verplichte bijmengdoelstellingen voor duurzame vliegtuigbrandstof (SAF) zijn vastgelegd voor leveranciers van vliegtuigbrandstof, en waarin de eisen zijn vastgelegd waaraan luchtvaartmaatschappijen moeten voldoen om SAF's te gebruiken.
Het is duidelijk dat de luchtvaart CO2-vrij zal moeten worden, en dat zal enige tijd en investeringen vergen. De EU-regelgever heeft de toon gezet voor het toekomstige koolstofarm maken van deze vervoerswijze.”
Hoe kan de Europese Commissie anders het CO2-vrij maken van de luchtvaartsector ondersteunen?
“We moeten een combinatie van maatregelen invoeren om het gewenste resultaat te bereiken. De introductie van SAF's is er een waar we heel hard aan werken, bijvoorbeeld door een alliantie van industriële partners op te zetten om de productie en import van SAF's in de Europese Unie te bevorderen. Ik wil ook het belang van onderzoek noemen. Het onderzoeksprogramma Horizon Europe is een zeer belangrijk programma. Het omvat een onderdeel over schone luchtvaart, waarin een gezamenlijke onderneming op het gebied van schone luchtvaart wordt voorgesteld, die ervoor zorgt dat zowel Europese beleidsmedewerkers als belanghebbenden uit de industrie gezamenlijk met middelen bijdragen aan de ontwikkeling van energiezuinigere vliegtuigen.
Vervolgens is het Single European Sky (SES)-initiatief een programma van de Europese Unie dat gericht is op het verbeteren van de efficiëntie, capaciteit en veiligheid van het luchtverkeersbeheer (ATM) in heel Europa, wat verder zal bijdragen aan de vermindering van het brandstofverbruik van vliegtuigen. Op dit moment valt het helaas een beetje af qua ambities en vereist het verdere samenwerking en een gedeelde verantwoordelijkheid tussen de EU en haar lidstaten.”
Wat zou het standpunt van de Europese Commissie zijn over de mogelijkheid van enkele noodzakelijke ontwrichtende maatregelen, zoals het beperken van de luchthavencapaciteit om de uitstoot van de luchtvaartsector terug te dringen?
“Wij zijn niet tegen ontwrichtende maatregelen, maar we zijn ook geen voorstander van beleid dat simpelweg een vervoerswijze verbiedt. Wij geloven liever in beleid dat prikkels geeft om een vervoerswijze CO2-vrij te maken of om het gedrag van de gebruiker van de vervoerswijze te veranderen. Naast ons werk aan het koolstofarm maken van het luchtvervoer, voeren we ook beleid uit dat zal bijdragen aan het CO2-vrijmaken van de luchthavens. De luchthavens die deel uitmaken van het TEN-T-netwerk zullen bijvoorbeeld spoorverbindingen moeten ontwikkelen, waardoor passagiers een alternatief kunnen krijgen om de trein te nemen in plaats van aansluitende korte afstandsvluchten. De TEN-T-verordening (2024) bepaalt ook dat airconditioning voor vliegtuigen op de luchthaven door de luchthaven zal worden geleverd via elektriciteit.”
Een van de belangrijkste doelstellingen van de herziene TEN-T-verordening is het vergroten van het aantal passagiers dat per spoor in Europa reist, door de ontwikkeling van een concurrerende en naadloze snelheidsspoorweg. Hoe moeten we volgens jou echt een doorbraak bereiken in de ontwikkeling van naadloos grensoverschrijdend spoorvervoer?
“Spoorvervoer vormt de kern van de ontwikkeling van het TEN-T-netwerk en zal belangrijk blijven, zowel voor het passagiers- als het goederenvervoer. 75 tot 80% van het financieringsprogramma van de Connecting Europe Facility wordt momenteel toegewezen aan spoorwegprojecten. Binnen de herziene TEN-T-verordening proberen we, via de infrastructuurnormen, de snelheid van het spoor te verbeteren door de ontwikkeling van hogesnelheidsverbindingen tussen de Europese hoofdsteden. Vervolgens richten we ons op het verbeteren van de grensoverschrijdende verbindingen, aangezien deze vaak een zwak punt zijn in termen van beschikbare investeringen.”
Naast het spoor biedt het busvervoer de mogelijkheid om het toerisme per vliegtuig en per auto te vervangen. Zijn er beleidsmaatregelen gepland om de elektrificering van het touringcarvervoer in Europa aan te pakken?
“Een touringcar is een vervoermiddel dat we in het toerisme moeten promoten en als alternatief moet bieden voor een privéauto. Hier zou ik willen verwijzen naar de Verordening over infrastructuur voor alternatieve brandstoffen (2023), die deze vraag behandelt en de ontwikkeling oplegt van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen voor auto's, met een duidelijke focus op de elektrificatie van het wagenpark. Het richt zich ook op de ontwikkeling van alternatieve brandstofinfrastructuur voor zware voertuigen, vrachtwagens en touringcars, zowel door de ontwikkeling van laadstations als door de ontwikkeling van waterstof te overwegen. Voor zware voertuigen zijn er, in tegenstelling tot lichte voertuigen, nog steeds discussies over de beste technologie. In de praktijk zien we steeds meer initiatieven vanuit de sector om vrachtwagens en touringcars te elektrificeren. De Verordening Infrastructuur Alternatieve Brandstoffen (2023) schetst een duidelijk pad voor de ontwikkeling van laadinfrastructuur op de openbare weg, wat relevant is voor het bevorderen van het gebruik van elektrisch vervoer naar toeristische attracties en bestemmingen.”
Sommige grote Europese havens zetten vraagtekens bij de toekomst van de cruisevaart, omdat uit onderzoek blijkt dat de milieu-, sociale en financiële kosten van cruiseschepen ruimschoots opwegen tegen de vaak marginale economische voordelen op de bestemming. Wat is de visie van DG MOVE over de toekomstige cruisevaart in Europa?
“Dat is niet de rol van de Europese Commissie om te zeggen dat er minder cruiseschepen moeten komen en dat mensen een andere manier van vakantie moeten kiezen. Cruisevaart is een belangrijke sector. Tegelijkertijd is het waar dat we dit soort toerisme moeten verzoenen met steden waar deze schepen havens aandoen. We nemen maatregelen die de situatie hopelijk moeten verbeteren: bijvoorbeeld door te werken aan de ontwikkeling van emissiearme en emissievrije brandstoffen voor het zeevervoer. Er bestaan al verplichtingen voor het bijmengen met duurzamere brandstoffen voor de schepen die de havens van de Europese Unie aandoen. Een ander belangrijk initiatief is de bepaling die het gebruik van onshore power supply (OPS) of emissievrije technologieën in havens verplicht, met als doel de impact van deze schepen op de lokale luchtkwaliteit te verminderen.”
Hoe kunnen we in dit verband de potentiële druk op de lokale elektriciteitsnetten in de havensteden verlichten?
“Als we alles op het elektriciteitsnet willen aansluiten: vrachtwagens, snellaadstations, kortetermijn stroom in havens – zou de druk op de lokale netten hoog zijn. DG MOVE moet dus nauw samenwerken met DG ENER en ook de samenwerking op nationaal niveau verbeteren tussen overheden, elektriciteitsleveranciers, transmissiesysteembeheerders, enz. De lidstaten zullen plannen moeten opstellen om ervoor te zorgen dat de elektriciteitsnetten aan deze toegenomen vraag kunnen voldoen.”
Als we het gesprek over samenwerking tussen verschillende sectoren voortzetten: hoe zou u de samenwerking tussen DG Move en belanghebbenden op het gebied van toeristische mobiliteit of beleidsmakers op het gebied van toerisme omschrijven?
“Telkens wanneer er een initiatief is, bijvoorbeeld een wetgevingsinitiatief, hebben we een interdepartementale groepsbijeenkomst met collega's van DG GROW die verantwoordelijk zijn voor toerisme om ervoor te zorgen dat de belangen van de toeristische sector in ons voorstel worden weerspiegeld [Redactie: op het moment van het interview, viel toerisme niet onder de verantwoordelijkheid van DG MOVE].”
Werkt DG MOVE rechtstreeks samen met belanghebbenden uit de toeristische sector?
“Ja, bijvoorbeeld over de kwestie van de passagiersrechten, waar we rechtstreeks contact hebben met de toeristische sector en organisaties die passagiers vertegenwoordigen. “
Welke acties kan de toeristische sector ondernemen om de transitie naar duurzaam transport in Europa te versnellen?
“Ik denk dat dit belangrijk is om het bewustzijn van de gebruikers van vervoerswijzen – toeristenreizigers – te vergroten over de impact van hun reis op klimaat en milieu, en over de ecologische voetafdruk die ze achterlaten. Hopelijk kunnen we hen door bewustmaking ervan overtuigen dat door het maken van bepaalde keuzes de impact op het milieu en het klimaat zal worden verminderd.
Wat is uw visie op de toekomst van toeristische mobiliteit?
“Ik zou zeggen dat duurzaamheid een sleutelwoord is voor de toekomstige ontwikkeling van het toerisme. We moeten toeristen bewust maken van de impact die ze maken als ze reizen. En moedig organisatoren van reis- en transportbedrijven aan om het vervoer CO2-vrij te maken. Dat is niet de doelstelling van DG MOVE om de mobiliteit te beteugelen, of het nu voor zaken of vrije tijd is. Wij erkennen het belang van mobiliteit en beschouwen mobiliteit als een recht. We moeten dus bijdragen aan duurzame en efficiënte mobiliteit door een hoogwaardige vervoersdienst te bevorderen. Het is terecht dat mensen snel willen reizen. Toeristen willen geen twee dagen nodig hebben om op hun bestemming aan te komen. Eerlijk genoeg, laten we ze dus goede diensten en tegelijkertijd groene diensten aanbieden.”