Opkopen van vakantieparken: CELTH geeft samen met UPT Erasmus en NRIT inzicht in omvang, impacts en instrumentarium
In de media en bij de politiek is er de laatste tijd veel aandacht voor het opkopen van campings die worden omgevormd tot huisjesparken. We zien veel emotie bij huurders van jaarplaatsen die hun standplaats dreigen te verliezen en inwoners die bezorgd zijn over het volbouwen van het landschap. Maar wat weten we nu eigenlijk over deze ontwikkeling?
Over hoeveel vakantieparken hebben we het bijvoorbeeld en wat zijn de drijvende factoren achter het opkopen hiervan? Welke impact heeft dit op de kwaliteit van de leefomgeving en op huurders van jaarplaatsen? En welke instrumenten hebben overheden om hier invloed op uit te oefenen? In opdracht van de Ministeries van BZK en EZK deed CELTH hiernaar samen met UPT Erasmus en NRIT onderzoek.
Een greep uit de conclusies van ons onderzoek
- Het aantal jaarplaatsen is in de afgelopen 20 jaar met 5% afgenomen. De komende 5 jaar wordt een verdere afname van nog zo’n 5.000 jaarplaatsen (4,2%) verwacht. Er is dus sprake van een behoorlijke versnelling, maar deze is zeker niet alleen te wijten aan het opkopen van parken.
- De transformatie wordt gevoed door opvolgingsproblemen van familiebedrijven enerzijds en het interessante verdienmodel voor ontwikkelaars (hoog rendement) anderzijds.
- Huurders zijn onvoldoende bekend met de (financiële) risico’s die zij lopen en kunnen in het geval van opzegging vaak geen alternatieve standplaats vinden. Uitbreiding van het huurrecht voor de recreatiemarkt is disproportioneel, maar er zijn goede alternatieve mogelijkheden om de rechten van huurders te verbeteren.
- Getransformeerde parken zijn in potentie duurzamer, maar kennen ook een intensiever gebruik, waardoor de impact op natuur en landschap wisselend is. Het ruimtelijk instrumentarium biedt goede mogelijkheden om ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan. De kunst is vooral om die mogelijkheden te kennen en te benutten.
Meer weten?
Download hier het onderzoeksrapport en de brief waarin minister De Jonge reageert op onze conclusies en aanbevelingen. Of het artikel op het Kennisplatform van NRIT.